Donderdagmorgen. Op mijn gemak tuf ik naar een collega.
Op de achterbank van mijn auto staat een doos met glaswerk welke ik niet meer
gebruik en doorschuif naar de desbetreffende collega.
Natuurlijk rijd ik verkeerd en met een bezweet hoofd tuf ik door de
smalle straatjes van het dorp, waar ze woont. Even later verlaat ik de dorpskern en
slinger ik een landweggetje op, richting de woonboot van collega.
Wat bochten verder parkeer ik mijn automobieltje voor de
deur en bepakt met de doos glaswerk stap ik naar binnen. Mijn halvehuis-syndroom wordt op slag wakker. Wat een heerlijke woonruimte is dit. Een lieflijke huiskamer van nog geen vijfendertig vierkante meter, waarin keuken, zithoek en ingebouwde kasten. Een houtkachel, die vriendelijk snort. Het schattige huisje van mijn collega ademt
zoveel sfeer in, dat het –hoewel dat gek klinkt- voelt als een klein beetje
thuiskomen. “Net zoals bij mij, vroeger,” galmt het door mijn hoofd.
Een complete alles-in-een. Mijn hart zingt en huilt tegelijk.In een vorig leven, in het plakhuis zonder betonvloer, hield ik van groen. Vooral van zeegroen en olijfgroen. Ik slik een brok verdriet door. Dat grote huis van mij,
hoewel liefdevol gevuld met oude meuk, wil nog steeds geen poppenhuisje worden. Het voelt alsof ik vijftig kilo ben afgevallen en nog niet toe ben gekomen aan de aanschaf van
een nieuwe jas. Te groot, te lomp, te veel.
Gezellig drinken we koffie en kletsen over de gewone dingen, die het leven zo bijzonder maken. Een
uurtje later vertrek ik op huis aan, nadat mijn collega heeft uitgelegd hoe ik
met een verkorte route ongeschonden het dorp uitkom. Uiteraard mis ik de afslag en kom ik wederom uit op het piepkleine dorpsplein en met het zweet op de bovenlip trotseer ik de kleine bruggetjes, waar telkens slechts één auto tegelijk op kan rijden.
Wanneer ik na wat bochten en omkeerpogingen het dorp verlaat, zie ik aan de overkant van de vaart plots een enorme loods met “Kringloop”erop. Ik besluit bij de
volgende stoplichten rechtsomkeert te maken, om zo via de ventweg, de kringloop te kunnen
bereiken. Wanneer ik de deur van de kringloods opendoe, stap ik een vertrouwde wereld binnen. Het antiek glimt me tegemoet. Vanuit mijn gejaagde hart vliegen vlinders uit mijn
borst, ontspannen een route kiezend richting antieke houten kastjes, stoeltjes, theelichten en schilderijen. Met de geur van oma's huis in mijn neus glunder ik door de loods.
Eventjes, voor een middagje, ben ik écht thuis.
En heb je de verleiding kunnen weerstaan?
BeantwoordenVerwijderenIk dacht even dat je met "nieuw" glaswerk zou eindigen. ;0)
Ik dacht, ik zet het er even bij. (Odette)
BeantwoordenVerwijderenDe theepot is niet mijn smaak, maar het driehoekstoeltje en het tafeltje zet gans het herinneringsmachien in werking. Nu nog een sansevieria en het is compleet.
BeantwoordenVerwijderen