zondag 28 oktober 2012
Boekverbranding
Vandaag heb ik het weer eens geprobeerd. Ik reisde naar Rotterdam en meldde mij aan een balie. Een vriendelijke mevrouw nam mijn jas aan en leidde mij een vertrek binnen waarin een veel te grote vergadertafel stond opgesteld met aan weerszijden symmetrisch een aantal stoelen. Als u aan die kant wilt plaatsnemen, wees ze en vroeg of ik iets wilde drinken. Terwijl ik mijn automatencappuccino afwachtte staarde ik naar de stoel tegenover mij, waarop mijn gesprekspartner naar verwachting zou plaatsnemen. De afstand was imponerend en zou in het gesprek niet worden overbrugd.
De man tegenover mij was gereserveerd, maar niet onvriendelijk. Hij stelde de gebruikelijke vragen, ik trachtte mijn antwoorden niet al te ongebruikelijk te laten klinken. Er sprong geen vonk over. Op het eind deelde mijn gastheer mee dat er nog meer kandidaten waren. Het afscheid was kort, met overdreven veel deuren die overdreven hoffelijk voor mij werden opengehouden. De laatste deur moest vanzelf opengaan, maar weigerde aanvankelijk dienst. Zo energiek als ik voor het gesprek was geweest, zo leeg voelde ik mij nu. Ik slofte naar de tramhalte, lunchte op het Centraal Station met een appelflap en een reep chocola en viel in de trein naar Utrecht in slaap. Tijdens de fietstocht naar huis speet het mij dat ik geen normale lunch had gebruikt. Toen ik thuiskwam was er gelukkig niemand om mij te vragen hoe het was gegaan.
Nu is het avond. Ik zit op mijn werkkamer en probeer te begrijpen wat mij vandaag, tegen beter weten in, naar Rotterdam dreef. Ik staar naar de boeken die ik in de loop van tientallen jaren om mij heen heb verzameld. Voor het eerst denk ik: ze kunnen me allemaal gestolen worden. Wat moet ik met alle filosofie, psychologie, psychiatrie en poëzie als ik uiteindelijk toch gewoon mijn heil weer in plaatsen als Rotterdam ga zoeken? Waarom heb ik alleen van de Bijbel al zeven verschillende vertalingen staan terwijl ik weet dat het verlossende woord er niet in te vinden is? Ik krijg plotseling een sterke behoefte om al mijn boeken weg te doen. Te verbranden misschien wel. Een perspectief te forceren. Duizend kilo boeken ruilen voor één gram inzicht. Een miljoen bedrukte pagina's ruilen voor één frase die iets zou kunnen verhelderen. Een leven lang lezen inruilen voor het recht om één keer een seconde achter de coulissen van de werkelijkheid te kunnen kijken.
Ik weet allang wat mij naar Rotterdam dreef. De diepgekoesterde wens om een normaal leven te leiden. 's Morgens met de grote stroom mee naar het werk. Een paar weken per jaar vakantie in het hoogseizoen, aflossen op de hypotheek, geen overmatige geldzorgen en vooral niet teveel gezeur aan mijn kop. Ik wil mijn rechtmatige plek in de tredmolen. Gewoon, de tijd tussen wieg en graf ogenschijnlijk nuttig doorbrengen. Ik heb recht op afleiding. Ik wil al die levensvragen niet. Waarom ben ik werkloos? Waarom ben ik afgestudeerd in iets waar geen droog brood mee te verdienen valt? Waarom gaat het schrijven zo moeizaam? Waarom ben ik geen succesvol zakenman? Waarom heeft mijn vrouw problemen? Waarom luisteren mijn kinderen niet? Waarom is huiselijk geweld verboden? Waarom gaat niet alles vanzelf in het leven? Waarom wonen er mensen in Rotterdam?
Mijn boeken kunnen mij gestolen worden. De literatuur en de poëzie kunnen mij gestolen worden. Weg met kunst, religie en zogenaamde antwoorden op universele vragen. Laat iemand mij eerst eens in begrijpelijke bewoordingen uitleggen waarom ik vanmorgen naar Rotterdam ben gegaan: een plaats die zijn bestaansrecht uitsluitend ontleent aan het feit dat er teveel containers op de wereld zijn. Wie is er eigenlijk ooit op het idee gekomen die stad na de oorlog weer op te bouwen? Rotterdam is geen plek voor beschaafde mensen. Waarom bestaan er geen boeken waar dat gewoon zwart op wit in staat? Waarom moet ik daar helemaal heen reizen om er zelf achter te komen? Wat heb ik aan al die wijsheid, als ik na zoveel jaren nog steeds bereid ben mij in Rotterdam te laten vernederen wanneer ik op krampachtige wijze probeer ook een plaatsje in de tredmolen te veroveren? Alsof mij niet al honderd keren en meer op subtiele en minder subtiele wijze is duidelijk gemaakt dat mijn aanwezigheid daar niet op prijs wordt gesteld. ''Er was voor hem geen plaats in de tredmolen.'' Ik begrijp opeens – tenminste dat denk ik – hoe het is als altijd de deur voor je neus wordt dichtgegooid. Whites only. Slegs vir blanke. Geen vrouwen, homo's, Marokkanen, vijftigplussers of andere mensen waar wij het hier niet zo op hebben. En het dan toch blijven proberen hè, tegen de klippen op. Mooie uitdrukking eigenlijk, tegen de klippen op. Tegen de klippen op naar Rotterdam reizen. Tegen de klippen op normaal willen zijn. Tegen de klippen op alles liever willen doen dan schrijven. Tegen de klippen, de klippen, de klippen. Hij was er als de klippen bij om naar Rotterdam te reizen. En dan boos worden als het tegenvalt. Heimelijk met de gedachte aan een boekverbranding beginnen te spelen. Liefst ook nog op de Coolsingel zeker. Wedden dat heel Rotterdam ervoor zou uitlopen? Die mensen zijn zó ongeletterd.
Misschien moet ik niet alleen mijn boeken, maar ook mijzelf erbij in brand steken. Van de boeken een brandstapel bouwen en zelf er bovenop plaats nemen. Maar wie moeten we vragen om het vuur te ontsteken? Het hoofd van de Vrijwillige Brandweer! Zodat zijn manschappen kunnen oefenen op de techniek van het gecontroleerd laten uitbranden, iets dat in het Botlekgebied en op de Maasvlakte nog van pas kan komen bij toekomstige calamiteiten. Kijk, dan is mijn dood nog ergens goed voor. Dan heb ik niet voor niets geleefd. Dan draag ik toch nog een steentje bij in Rotterdam. En de tredmolen kan ook gewoon verder zonder dat ik steeds zand in de wielen dreig te gooien. En al die overbodige boeken hoeft niemand na mijn dood meer op te ruimen. En ik ben mijn vrouw en kinderen niet langer tot last, die nu gebukt gaan onder mijn telkens wisselende stemmingen. Ik heb de boodschap begrepen. Er was voor mij geen plek in Rotterdam. Maar daarom hoef ik Rotterdam nog niet de rug toe te keren. Ik sluit de stad en haar bewoners voor altijd in mijn hart en offer mijzelf op voor hun belangen en hun toekomst. De stad zal mij nog lang in dankbaarheid gedenken en zich wellicht zelfs afvragen of ze niets had kunnen doen om mijn dood te voorkomen. Ik sluit niet uit dat er een monument voor mij wordt opgericht, ergens in de haven of aan de voet van de Euromast. Misschien wordt de derde Maasvlakte wel naar mij vernoemd. Of wordt de Coolsingel omgedoopt in Hendriks Houtskoolsingel. Of wordt mijn leven zelfs verfilmd.
Ik vind eigenlijk alles goed, zolang maar niemand het in zijn hoofd haalt om een boek over me te schrijven. Als ik dáár aan gene zijde lucht van krijg, sta ik niet voor mijzelf in. Dan is alles toch nog voor niets geweest. Ik denk dat ik in dat geval nog heel lang rond ga spoken in de Botlek en op de Maasvlakte, tussen al die brandgevaarlijke industrieën. Zodat de brandweer nog heel vaak het gecontroleerd laten uitbranden in praktijk zal moeten brengen en nog heel vaak aan mij terug zal denken: een voorbeeld voor de hele stad Rotterdam en voor iedere hardwerkende Nederlander, eigenlijk.
Labels:
Adriaan Hendriks
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Helpt het om "werkloosheid" te zien als een Teken dat je nu eindelijk je schrijftalent eens serieus moet nemen?
BeantwoordenVerwijderenhet begon goed/ k had zin verder te lezen/ was echt benieuwd/de fout van alles constateerde jij zelf.
BeantwoordenVerwijdereniemand die gaat slagen in wat ie zelf onderneemt eet geen appelflap en geen reep sjokolade en valt niet in slaap in de trein.
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderensorry, k maakte een stelfout.
BeantwoordenVerwijderenMisschien moet je stoppen met tegen de klippen op willen roeien.
BeantwoordenVerwijderenRoei er omheen, dat duurt langer, maar de kans is groter dat je een haven aandoet. En dan liefst niet die van Rotterdam, maar een rustig haventje met pleziervaart, eentje waar jij je op je gemak voelt.
Blijf nog maar even onder ons, Adriaan..!
BeantwoordenVerwijderenEn wat dat werken betreft, juist het schrijven van je aforismen is een uiterst zinvolle bijdrage aan een samenleving zonder diepgang. Ga daar maar mee de boer op zou ik zeggen, kwaliteit genoeg.
Geloof er maar in, dat werk is beter af zonder jou en andersom..
gr, P