dinsdag 15 november 2011

Onder de motorkap (verscheen eerder)

Het gaat er van komen, ik moet eraan geloven. Binnenkort moet ik plaatsnemen achter het stuur van Anders. Op zich niet vervelend, alleen heeft het Zweedse menneke af en toe kuren. Bij het proefrijden ging het prima maar blijkbaar voelt het groene monster zich thuis en dus vertoont hij puberstreken. Meneer weigert regelmatig te starten en de versnelling vertoont een halstarrige koppigheid.

Vaak begint het al met het openen van het portier. Dat moet met de kortste sleutel. “Voorzichtig omdraaien, schat” zegt lief. “Vooral niet forceren”. Beduusd staar ik naar de sleutel die vast lijkt te zitten in het portierslot. Natuurlijk aan mijn kant, de bijrijderszijde.
Lief heeft geen problemen met de bestuurdersdeur. Ach, ik ken mijn plaats.

Wanneer ik eindelijk naar binnen mag, slaak ik een zucht van verlichting. De lederen stoelen, met hier en daar een kras of scheur, zitten ondanks hun hoge leeftijd zacht en comfortabel. Met een luid geronk start de motor. Mooi, zo hoort een auto te klinken. Bij het achteruit rijden slaat Anders vervolgens een paar keer af. Dat ligt niet aan de auto, maar aan het gaspedaal, volgens lief. “Een mechanische motor heeft gas nodig,” roept hij opgewekt. “Beetje met je voet erop.”
Túúrlijk. Op slag heb ik heimwee naar Lars. Die kon ik tenminste met mijn grote teen bespelen.

Een paar dagen geleden, ergens in de parkeergarage van de Zweedse gehaktballenboer, toonde Anders ook al even aan zijn eigen karakter te hebben èn te houden. Na het omdraaien van het contactsleuteltje klonk er een tandenknarsend geluid, de motor sloeg aan en meteen ook weer af. Gas geven ging niet. Alsof het toevoerslangetje was afgesloten. Daar stonden we dan, niet meer voor- of achteruit te krijgen. Achter ons startte een mechanisch hoornconcert.

Contactsleutel terug omgedraaid, sleutel eruit, er opnieuw in, draaien maar en ja hoor, onze Anders sloeg aan. Begeleid door een inpandige file reden we de parkeergarage weer uit. Het zijn vrij onschuldige schrikmomenten en het komt tot nu toe steeds goed, maar dit soort autokuren baren me zorgen. Volgens lief hoort het erbij; alles wat ouder wordt, heeft nu eenmaal een karakter en dus charme. Daar zal ik hem over tien jaar nog eens aan herinneren, wanneer ik in de overgang zit.

En nu zal ik dus ook gaan rijden in onze eigenwijze bijna veertiger. Ik zie er tegenop want ik ben niet avontuurlijk aangelegd, heb weinig geduld met mezelf, laat staan met een auto. Weifelend sta ik voor de schuttingdeur, een verzameling boodschappentassen onder mijn arm geklemd. Autosleutels in mijn hand, schoudertas nonchalant om mijn hals bungelend. Wanneer ik een blik opzij werp op mijn rijkelijk met bloemen versierde fiets mèt kratje, weet ik genoeg.

Vrolijk fiets ik door de schuttingdeur naar buiten, de zon tegemoet. Morgen ga ik wel met Anders.

1 opmerking: