donderdag 30 september 2010

De Sirene van de Scala

Schrijfveer over ''Applaus moet je horen als het er is.''

Hoe en wanneer ik operaliefhebber ben geworden, herinner ik mij gek genoeg niet meer. Het moet gebeurd zijn ergens tussen 1975 – toen ik kennis maakte met de schoonheid van klassieke muziek – en begin jaren tachtig toen ik voor het eerst zelf een opera bijwoonde. Maria Callas kende ik alleen van naam en van foto's uit de jaren zestig toen ik als jongen oude Panorama's doorbladerde en haar in ongeveer ieder nummer in zwart-wit tegenkwam, samen met haar toenmalige echtgenoot Onassis. Een excentrieke diva die van het ene schandaal naar het andere leefde, dat was ongeveer het beeld dat bij mij bleef hangen.

Waarschijnlijk in 1987 zette ik op een zondagmiddag mijn autoradio aan – altijd op vier – en werd getroffen door een stem zoals ik nog nooit eerder had gehoord. Ik kende deze volstrekt unieke stem niet, maar was meteen verkocht. Ik reed niet weg, maar bleef op de parkeerplaats staan luisteren tot de afkondiging. Dat was Maria Callas. Eindelijk drong de stem van de excentrieke diva door tot de oren van het jongetje dat tot operaliefhebber was uitgegroeid. De schandalen die haar altijd hadden aangekleefd deden er opeens niet meer toe. Iemand met zo'n stem vergeef je alles, ik in ieder geval wel, ter plekke en voor altijd.

Ik zal geen poging doen haar stem te beschrijven. ''Mooi'' is zeker niet het woord dat zich het eerst opdringt. Eerder ''verpletterend'', ''overweldigend'', ''hartverscheurend'' ''tragisch'' of iets dergelijks. Je houdt van haar, of je vindt het niks. Bij haar leven was het niet anders: men verafgoodde of verguisde haar. Ik heb geluidsopnames van één van haar optredens in de Scala te Milaan waar je door de ovaties heen het boegeroep van de Tebaldi-aanhangers kunt horen: Renata Tebaldi, die vóór Callas de gedoodverfde koningin van de Scala was, een lyrische sopraan met een prachtige stem die door Callas – maar vooral door toedoen van de media, ook toen al – de Scala ''uitgezongen'' was.

Alles aan Callas is tragisch. Haar jeugd was tragisch: ze gold als dik en onaantrekkelijk. Ze trouwde met een man die bijna dertig jaar ouder was en scheidde weer van hem. Ze brak voorgoed met haar moeder. Haar tweede huwelijk met Onassis was tragisch: hij liet haar voor het oog van de wereld zitten voor Jacqueline Kennedy. Ze schitterde het meest in tragische rollen en ze was gehaat bij haar collega's. Niets maakt collega's zo afgunstig als succes en haar eis bij repetities dat iedereen net als zijzelf op volle sterkte zou zingen, deed de rest. Haar einde was tragisch, ze stierf eenzaam en alleen, verguisd en vergeten, enkele jaren nadat ze nog een comeback had geprobeerd die vooral duidelijk maakte dat van haar legendarische stem weinig meer over was.

Op YouTube zijn veel fragmenten met haar te vinden. Voor beginners is dit een mooie (helaas zonder applaus): http://www.youtube.com/watch?v=1ZXwz0gj5fY
Ter vergelijking dezelfde aria door Tebaldi: http://www.youtube.com/watch?v=YTsRHEx3p8c Tebaldi zet in na drie minuten en zij krijgt, om de tragiek compleet te maken, wèl applaus.

woensdag 29 september 2010

Het leven is een rechte lijn

Het leven is een rechte lijn, dacht het kanaal en stroomde vlug verder.
Het leven is een rechte lijn, dacht de snelweg en rekte zich uit onder zijn viaduct.
Het leven is een rechte lijn, dacht de boer en ploegde diepe voren in zijn akker.
Het leven is net een waslijn, dacht de huisvrouw en hing de lakens recht.
Het leven is een rechte lijn, dacht de jubilaris en bekeek dankbaar zijn horloge.
Het leven is een rechte lijn, wist de infanterist en stormde naar voren.
Het leven van verdachte is een rechte lijn, zei de aanklager en vervolgde zijn requisitoir.
Het leven is een rechte lijn! riep de dominee door de kerk en iedereen luisterde.
Het leven is eigenlijk een aantal rechte lijnen tussen telkens twee verkiezingen,
mijmerde de politicus en woog zijn kansen.
De aard van het leven is rechtlijnig, overwoog de dogmaticus
en begon aan zijn dissertatie over fundamentalisme.
Het leven is een rechte lijn, wist het fotomodel en tuurde in de spiegel naar haar rimpels.
Het leven is de kortste verbinding tussen twee punten,
schreef de wiskundige in zijn afscheidsbrief en hing zichzelf op.

Het leven is een rechte lijn, besefte uiteindelijk ook de dichter
en verbrandde alles wat hij ooit had geschreven.

dinsdag 28 september 2010

Tot mijn laatste snik

Besef je dat ik
elk ogenblik zonder jou
tegen tranen slik?



(c) Papagoose, schrijfveer "Tot mijn laatste snik", 28-09-2010

zaterdag 25 september 2010

In mij nog steeds

Alle indrukken
van ieder zintuig
sinds mijn vormloos besef
schuldbewust ontwaakte
in jouw buik

de kakofonie van onderliggende boodschappen
in alle woorden
sindsdien tot mij gericht
alsook in de veelzeggendheid
van zwijgen

het knagende besef
van alle onbedoelde gevolgen
van alle handelingen
die ik in onwetendheid verrichtte

de worm die aan mij vreet
van het onstilbare verlangen
naar verzoening
van het onmogelijke
met het ongewenste.

vrijdag 24 september 2010

Pinksterbloemen

Om ze aan Jezus’ liefde
te kunnen warmen
sluit de charismatisch leider
alle gemeentevrouwen
in zijn armen


(c) Papagoose, schrijfveer "armen vol pinksterbloemen", 24-09-2010

woensdag 22 september 2010

Dierproeven

Chimpansees liggen
laveloos onder de boom
gefermenteerd fruit



(c) Papagoose, schrijfveer "Stomdronken onder de kastanjeboom", 22-09-2010

Welteruften!

Wat vakanties betreft, ben ik een saai mens. Mijn eigen bed is namelijk onbetwist mijn favoriete slaapplaats. Nooit eerder kwam ik een fijner bed tegen. Eén meter tachtig breed, met matrassen gevormd naar mijn eigen lichaam, geheel gevuld met mijn geur, of incidenteel de geur van mijn favoriete wasmiddel. Daar kan toch geen bed in Griekenland of Italië tegen op? Laat staan een stapelbed in een vakantiehuisje in Overijssel.

De reden dat ik zo dol ben op mijn eigen bed is simpel: Ik heb een rare slaaphouding. Zo eentje waar veel ruimte voor nodig is. Mijn nachten begin ik namelijk consequent half op mijn buik, met mijn rechterbeen gestrekt. Mijn linkerbeen trek ik op tot mijn oksel, waarna ik mijn linkerarm over mijn bovenbeen sla om uiteindelijk de hand onder mijn voet, de hak om precies te zijn, neerleg. Elke nacht probeer ik eerst meerdere andere houdingen, rug, buik, zij, maar uiteindelijk slaap ik steeds in de eerder beschreven knoop in. Al jaren.

Dat is ook de reden waarom ik het liefst alleen slaap. Hoe vaak ik al geprobeerd heb om uit te leggen waarom ik in deze, voor samen slapen ongezellige, slaaphouding lig, vooraf al wetend dat het niet uit te leggen valt? Toch zeker al een aantal maal. En al die keren heb ik op mijn rug liggen wachten, tot mijn medeslaper sliep en ben toen in mijn vertrouwde slaapknoop gaan liggen, stiekem lachend om het feit dat mijn onwetende medeslaper nooit meer als dusdanig bestempeld zou gaan worden. Net goed.

De breedte van mijn eigen bed leent zich dus prima voor dit soort standjes. Op vakantie moet ik dat maar afwachten. Is het bed te zacht zodat mijn gezicht in het matras ondergedompeld wordt, waardoor ik geen adem meer kan krijgen? Is het zo hard dat ik 's ochtends wakker wordt met pijn in mijn ribben? Is het wel breed genoeg, lang genoeg? Ruikt het lekker? En het is meer dan eens voorgekomen, dat wanneer het bed aan mijn voorwaarden voldeed, ik ’s nachts verkleumd wakker werd, omdat de bedmijten er met mijn dekbed vandoor waren gegaan. Ik ben vervelend, lastig en veeleisend, maar het gaat dan ook om niet zomaar iets.

Nouja, en zo kan het dus ook zomaar gebeuren, dat ik plots in een stapelbed van zeventig centimeter breed terecht kom, met het trapje naar boven op een erg ongemakkelijke plaats, ergens in een huisje in Overijssel, waar mijn tenen de ene muur raken en mijn hoofd de andere. Mijn knoop verandert dan ineens in een wel erg lenige positie en als ik dan mijn zoon boven mij hoor zeggen 'welteruften', ondertussen een wind mijn kant opsturend, is er nog maar één ding dat ik wens: Mijn eigen bed.

dinsdag 21 september 2010

Verlangen

Gisteren leefden
verliefde eendagsvliegen
lang en gelukkig



(c) Papagoose, schrijfveer "Nog lang en gelukkig", 21-09-2010

maandag 20 september 2010

Tienertoer (wat aanstaande jongemannen willen....?

Tienerelf zit in de pubertijd. Af en toe behoorlijk, zelfs. Waar ik vorig jaar nog complete nachtmerries beleefde aan de woorden “groep acht” kan ik er nu in stilte van genieten, hoe mijn kind verandert van een jochie in een aanstaande jongeman.

Groeien betekent grenzen verleggen. Althans voor hem, nog niet altijd voor mij. Negen uur naar bed is wat mij betreft een must, voor hem betekent het kleuterbedtijd. Uitermate frustrerend wanneer hij halverwege de film “die ik echt wil zien, mam” naar bed wordt gestuurd. Ik begrijp het ook wel, vroeger vond ik een bedtijd ook vervelend. Pas toen ik later ouder werd, werd een vaste bedgang toch wel gemakkelijk.

Na een lange en verhitte discussie over de bedtijd vind ik het welletjes. De tv gaat uit en tienerelf stapt briesend naar boven. Zuchtend worden de tanden gepoetst, met een ruk wordt het rolgordijn naar beneden gejast. Boos worden en zeggen dat het allemaal wel wat rustiger kan, laat ik achterwege. Geen zin, dat wekt alleen een nieuwe golf van boosheid op.

Nadat tienerelf zich met zijn armen op bed heeft gehesen (want hoogslaper en armen trainen) sta ik bij zijn bed, half op de bank die onder zijn bed is geplaatst. Ik vertel, dat ik zijn boosheid en frustratie begrijp. Het is ook niet leuk, om midden uit een film te moeten om iets kinderachtigs als naar bed gaan. En ja, ik weet, dat hij om tien uur ’s avonds nog wakker is, omdat de slaap niet wil komen.

“Jij moet dit blad maar eens lezen”, zegt tienerelf, totaal niet onder de indruk van mijn betoog. “Op bladzijde 23 staat een interessant verhaal van hoe puberhersenen en die van mij dus ook, in elkaar zitten. Lees… en begrijp.” Vervolgens legt hij in het kort de strekking van het artikel uit.

De zachte donshaartjes op zijn armen en benen zijn in de periode van prévakantie tot nu, opgedroogd tot stugge aanstaande-mannen- haren. Kijkend naar de contouren van zijn gezicht, heeft hij een heel ander hoofd gekregen dan een paar maanden geleden. Het jochie is veranderd in een joch. Ik beloof dat ik het artikel ga lezen en pak het blad mee. Ik geef mijn joch een dikke kus op zijn kruin en vertrek naar beneden, nadat ik de stereo zachtjes aanzet met de deunen van Katy Perry en die van de Black Eyed Peas.

Het blad verhuist mee naar beneden. Het beschrijft de stofjes in de hersenen, die een puberlichaam vertellen, wanneer het moet veranderen en groeien.  Gefascineerd lees ik het hele artikel in  de “Zo zit dat”. Gekregen als “kerstpluim” van het bedrijf waar ik werk. Tot mijn verbazing, zie ik, dat tienerelf zijn betoog inhoudelijk bijna letterlijk heeft overgenomen uit het artikel. Grandioos. Laat ik nu denken dat hij lezen niet leuk vond? Blijkbaar heb ik hem al die tijd gewoon niet het gewenste leesvoer aangeboden.

Wat jongemannen willen? Na vanavond gok ik op in elk geval begrip. Af en toe een potje tijdrekken. En misschien wel een verlenging van dat tijdelijke “Zo zit dat” abonnement. Morgen gelijk even vragen.

zaterdag 18 september 2010

Op blote voeten

Bij de schrijfveer van vandaag over favoriete schoenen dacht ik terug aan mijn verlangen om op blote voeten rond te rennen. Hier een stukje uit KALA KALA (de vogel die vliegt) dat vertelt over mijn kinderjaren.
 
Het fijnste van school is de bel van halfvier. Vooral in de zomer. Dan haast ik me naar huis. Trek mijn kousen en schoenen uit en ren op blote voeten de polder in, de weilanden door naar de Ommedijk. Daar ga ik op mijn rug liggen en haal uit mijn jaszak de stukjes glas, die ik onderweg heb gevonden. Ik ben gek op glas, vooral als het gekleurd is. Minutenlang kan ik door een stukje kijken. Is het rood, dan is de hele wereld rood, behalve wat rood is, want dat is zwart. Is dat niet grappig? Is het glas blauw, dan is alles om me heen blauw. Ik draai het alle kanten op en laat het licht er op evenveel manieren  doorheen schijnen. Met glas kan ik een beetje toveren. Met een bodem van een fles kan ik zelfs vuur maken zonder lucifers. Maar daar houd ik niet van. Mijn broertjes wel, die branden  met de lichtpunt op hun  hand. Wie hem er het langst in kan houden doen ze dan. Het meest bijzondere van glas vind ik toch wel dat ik erdoorheen kan kijken. Wonderlijk! Vooral omdat glas eigenlijk zand is, maar als ik op het strand loop kan ik niet naar de andere kant van de wereld kijken.

Slipperdip


Mijn favoriete schoenen hebben weinig om het lijf. Slippers. Of het nu rubberen flipflops zijn of Birkenstocks; ze geven me het ultieme gevoel van vrijheid, beweeglijkheid en onbezorgdheid. Vanaf het voorjaar, zo in mei, wanneer de zon haar eerste warme stralen geeft, draag ik ze. Dat probeer ik vol te houden tot op zijn minst begin oktober, wanneer de herfst zich aankondigt en de zon haar warmte verliest.

Als slipperfan loop ik de avondvierdaagse en eventueel andere wandeltochten natuurlijk ook op geslipperd schoeisel. Gegarandeerd blaarvrij en in redelijk snel tempo. Zowel op lederen als op rubberen exemplaren. In oktober –dit jaar al in september vanwege het idioot vroege herfstklimaat- heb ik altijd een beetje moeite met het aantrekken van sokken en dichte schoenen. Het is alsof mijn voeten eerder weten dat het uit is met de vrijheid. De eerste week met dichte schoenen is als de herfst: vol met blaren.

Gisteren poetste ik mijn leren slippertjes wat meewarig op, het seizoen is naar mijn zin veel te snel voorbij gegaan. Voorzichtig boen ik de rubberen exemplaren af, met wat Jif. Als nieuw. Ietwat verdrietig en melancholisch berg ik mijn slipperverzameling liefdevol op zolder, hopend op een vroeg voorjaar.

vrijdag 17 september 2010

Mijn zachte kant

Mijn zachte kant is als het eitje dat mijn jongste zoon op zondag kookt. Moeilijk te pellen. Het gestolde eiwit lebbert alle kanten op. Het geel van het dooier druipt naar beneden over de schil. Plakt aan mijn vingers.
Wil je mijn zachte kant bekijken zonder er een smeerboel van te maken, is het beter om mij met een scherp mes in één klap te onthoofden.

maandag 13 september 2010

Un soir de Paris

Aan het begin van de middag valt ze ons plotseling op. La Tour Eiffel. Zeker toch een afslag op de autoroute gemist want het lag in de bedoeling de péripherique juist te mijden. Plan mislukt. Toch is de voorpret van onderweg te verwachten bezienswaardigheden er niet minder om.

Anderhalf uur later zien we nog precies dezelfde kruin van de Eiffeltoren. Intussen hebben we ook het naastgelegen zwerversdorp aan de andere kant van de boulevard péripherique ontdekt. Een dorp van parapluresten en slaapgarnituur aan de andere, begroeide kant van de weg. Met het uitzitten van de ongewenste maar leerzame "bouchon" gaat er een complete “village dessous” voor ons open.

Er staan en hangen tentjes, van allerlei kleuren en pluimage, er liggen her en der pluutjes, verwaaid of niet, met soms een slaapzak erbij en soms een wollen deken. Een enkeling heeft de slaapzak als tent omgebouwd. Het ziet er groezelig uit. Griezelig ook, trouwens. De vormen van de dekens laten niets te wensen over, hier wordt overdag stug door geslapen. Dwars door het filegeluid en de bijbehorende geur van uitlaatgassen heen. Als stille getuigen zijn er de talloze lege flesjes bier en flessen wijn, die als trofeeën lijken te zijn uitgestald.

Vele uren later, aan het begin van de avond, bereiken we in kruiptempo dan toch eindelijk de noordkant van Parijs. Links, in het noordwesten, zien we de zon ondergaan, stilletjes verdwijnt ze achter de Sacre Coeur. Langzaam verdwijnt de Eiffeltoren achter ons, die, nu de schemer invalt, baadt in haar eigen licht. Aan de westzijde van de weg ontwaren we nog net een stukje van “la Place de l’Etoile, met daarop de beroemde Arc de Triomphe. Ook badend in het licht, evenals de verlichte bomen van de wereldberoemde avenues, die op dit plein der sterren uitkomen.

We hebben de verschillende gezichten ervaren van “la femme Paris”. Met haar historische gebouwen, gevangen in rijkelijk bedeeld halogeenlicht, in schril constrast met de tentenkolonie, die aan de boulevard is opgezet.

Ik heb een vermoeden wie de meeste kans heeft om op een heldere avond ook daadwerkelijk de sterren te kunnen zien. De bewoners van “la petite village des Clochards, boulevard Péripherique, Paris. Bij het zien van de sterren kun je namelijk geen halogeen gebruiken.

zondag 12 september 2010

Op kousenvoeten naar de keuken

Een harde gil. Op kousenvoeten ren ik door onze keuken richting de bijkeuken, waar het geluid vandaan lijkt te komen. Vanachter ons keukenraam zie ik mijn moeder rare bewegingen maken in de bijkeuken, terwijl ik zeker weet, dat ze niet danst. Met angstig opengesperde ogen kijkt ze afwisselend naar de grond en naar de grote blauwe plastic ton die daar staat.

Die ton is een beladen hoofdstuk in ons gezin. Mijn moeder haat het kreng, mijn vader is er niet bij weg te slaan, als hij in huis is. De ton, gevuld met enkele honderden liters water, is een nogal ongebruikelijk voorwerp om in een woonhuis te plaatsen. Als alternatief aquarium herbergt de ton mijn vaders grootste waterschatten, zijn fuikjuwelen, namelijk palingen.

Ik volg mijn moeders blik en zie de reden van paniek. Een ontsnapte paling kronkelt over het koude groene beton van de bijkeukenvloer. Mijn moeder staat doodangsten uit. Ik open de keukendeur en help zo mijn moeder terug onze keuken in. Vanachter het raam hebben we nog steeds zicht op de vieze glibberige engerd.

Aan de andere kant van de bijkeuken gaat de deur open. Gekleed in schort, gewapend met het aardappelschilmesje waar ze zojuist de aardappelen mee heeft geschild, stapt oma de bijkeuken in. Met haar tweeëntachtig jaar wandelt ze kalm over de tuinslang heen, die door de bijkeuken loopt en dient als aanvoer van vers water voor de palingen.

Koelbloedig pakt ze het deksel van de ton, pakt vervolgens de verdwaalde paling op en mikt het beest handig terug in de waterbak. De ton wordt afgesloten met het aluminium deksel. Vervolgens loopt ze –op pantoffels- naar buiten. Met een baksteen in haar hand komt ze terug naar binnen en legt de baksteen als trofee bovenop het deksel van de palington.

“Wie er nu nog uitkomt, krijgt met mij te maken,” zegt ze, terwijl ze dreigend met haar aardappelschilmesje zwaait. Ze draait zich om, zwaait nog even naar ons en stapt haar keuken weer in.

donderdag 9 september 2010

Een erfstuk

Naast de gaskachel van mijn oma stond vroeger de doofpot. Een groot exemplaar, met verschillende kleuren koper. Hij stond op kleine geelkoperen pootjes. De onderkant was vervaagd naar een grauwe kleur, hier en daar was de bodem wat groen uitgeslagen. Het kreng stonk naar as, verbrande turf en allerlei andere vieze, vage oude geuren.

Eens in de zoveel tijd gingen we poetsen, oma en ik. Dan mocht ik een schort om, net als oma, en kreeg ik een stofdoek, die door haar in vorm was gevouwen. Oma kon dat veel beter dan ik. Voorzichtig de lap buiten uit laten waaien, anders kwam het stof weer terug naar binnen. Had ik geluk, dan mocht ik de doofpot poetsen. Niets zo mooi als koper poetsen voor een kind. Onder mijn handen werd de doofpot van goud, leek het wel.

Na het overlijden van oma ontstond er een discussie over de herkomst en rechtmatige eigenaar van de doofpot. Het bleek een antiek erfstuk te zijn van de moeder van mijn opa van vaderskant. Oma’s schoonmoeder dus.

De familieleden van die zijde hadden na het overlijden van oma bedacht, dat zij toch wel de meeste rechten hadden op het koperen kreng. Aangezien de goede lieden uit die kant van de familie nooit in levende lijve bij oma op bezoek waren geweest, noch naar het welzijn van oma hadden geïnformeerd toen ze zwaar ziek werd, besloten mijn moeder en ik, dat de doofpot niet beschikbaar was voor overerving. Aangezien vader voortijdig overleden was, hoefden mijn moeder en ik geen verdere verantwoording af te leggen.

Met een huis als een kasteel, in de zin van vele kasten, een reusachtige, donkere zolder met talloze verborgen donkere hoekjes, hebben mijn moeder en ik in een stilzwijgend verbond de doofpot ergens verstopt. Goed verstopt kan ik wel zeggen, want na een tijdje werd de doofpot compleet onvindbaar. Pas tijdens de verbouwing van het huis, jaren later, vonden we het ding weer terug. Grijs en grauw geworden van het verbouwingsstof. Na een flinke poetsbeurt, met oma’s oude doeken, was de doofpot weer als nieuw.

Het verhaal zat me toch niet lekker. Vol gewetenswroeging heb ik op een gegeven moment de familie van mijn oma toch maar gebeld. Via via natuurlijk, de banden waren niet zo nauw. De doofpot werd ontvangen als een verloren gewaand kind. Het teruggeven voelde daarmee als juist.

Het verhaal erachter heb ik natuurlijk niet prijsgegeven. Sommige verhalen horen nu eenmaal ìn de doofpot.

dinsdag 7 september 2010

Tafelen in het ouderlijk huis (aangepaste schrijfveer)

De eikenhouten tafel, die mijn vader pas heeft gekocht tot woede van mijn moeder, staat in het midden van de achterkamer. De ronde grenen tafel van mijn moeder heeft moeten plaatsmaken voor dit rechthoekige, donkerbruine exemplaar, dat voor echt eiken moet doorgaan. Voor mijn vader moet het groter en beter. En het past zo fijn bij de eikenhouten kast en de bank natuurlijk. Het zijn de jaren ’80.

Mijn moeder heeft haar grote liefdes en symbolen van haar vrijheid, haar grenen kastje en de haar eettafel met stoelen, tijdelijk opgegeven, doch niet weggedaan. Heimelijk heeft ze de zaken opgeslagen bij verre familieleden, in de hoop op terugkeer in een andere tijd. Ooit zal ze haar pronkstukken weerzien, dat weet ze zeker.

Vandaag staan er spruitjes op het menu. Alweer. Uit eigen tuin, natuurlijk. Het is dinsdagavond en mijn vader zit niet lekker in zijn vel. Ik ook niet, als zestienjarige. We varen tegen elkaar uit en mijn vader roept dat ik eens vaart moet maken en mijn bord moet leegeten. Dat gepraat is onzinnig en vervelend. Ik roep dat hij mijn bord er ook bij mag hebben, kwak het bord naar het midden van de tafel en sta op. Via de keuken, door de bijkeuken, kom ik in het huis van oma terecht. Oma, de moeder van mijn vader.

Oma, die draadjesvlees maakt in een oranje braadpan, die ze niet schoonmaakt maar uitveegt. Dat zie ik haar wel eens doen, zeg het niet tegen mijn moeder, uit angst dat ze oma dan maar een viezerik vindt.

Bij oma eet ik die avond andijviestamp, mét draadjesvlees. We zitten aan de houten tafel, die opa -die ik nooit gekend heb- ooit gemaakt heeft. Als toetje krijg ik vla. Samen met oma ruim ik de tafel voorzichtig af, elk gebruiksvoorwerp kent zijn eigen historie die niet verloren mag gaan door een valpartij. De zilveren juslepel, de boerenbondbordjes, alles belandt met zachte hand op het granieten aanrecht. De bodem van de gootsteen is met kleine vierkante tegeltjes vastgewerkt, met hier en daar een barstje van het gebruik.

Samen doen we de afwas. Ik geef oma een kus en slaak een diepe zucht. Ik moet gaan, ik moet terug.

Er wacht nog een confrontatie op mij achter de spruitjestafel, aan de andere kant van het huis.

Om te snijden

Turend door tranen
leg je bevend naast elk bord
een geslepen mes.

Schrijfveer over ''Dek de tafel in je ouderlijk huis''.

maandag 6 september 2010

Moeder's vensterbank

Schrijfveer over ''cyclamen en kaapse viooltjes''.


Opbloeien tussen
liefde en verwaarlozing
ook al verdrink je.

Cyclamen en kaapse violen

Voor de ramen in de zitkamer van oma stonden cyclamen. Paarse, meen ik. De sierpotten stonden op een schoteltje, waarop het water werd gegoten en vooral niet in de pot. Want dan gingen de planten dood. Raar vond ik dat, als kind. Water was toch water en dan maakte de plek waarop het gegoten werd niet uit, toch?

Kaapse viooltjes stonden ze hand in hand, samen met de cyclamen, voor de ramen. Oma had nog schuiframen. Met versleten, zwart geworden handgrepen. De ramen zaten muurvast en toch moesten ze eens per jaar omhoog en weer terug, om verder vastgroeien te voorkomen. Een volkomen nutteloze actie. Net als het dichttrekken van de goudkleurige velours gordijnen, waaraan een gevlochten koord, dat was versleten. Als je goed door trok, kwamen de gordijnen vanzelf met de rails naar beneden.

In diezelfde zitkamer had oma twee groene stoeltjes staan van een soort fluweel, met een ronde rugleuning. Je kon er als kind zo lekker in wegkruipen. Het duurde veertien passen, vanaf de keuken, tot de stoeltjes. Soms mocht ik de planten water geven. Dat was link, want het water moest op de schoteltjes terechtkomen. Met de gieter moest ik het water precies langs de elektrische warmhoudplaat van de theepot mikken. Nu, als veertiger, besef ik hoe gevaarlijk dat eigenlijk was.

zondag 5 september 2010

Op een gladde brug

Een herfstochtend, wanneer de landerijen ergens verderop in mijn voortuin glinsteren van de dauw. Het is een bijzonder gezicht, wanneer ik halve koeien zie grazen in de wei. De onderlijven zijn verdwenen. Opgenomen door een lichte mist. De paden zijn vochtig en ik ontdek heldere kristallen, wanneer de zon zich laat zien.

Even verderop komt het bruggetje in zicht. Redelijk smal en steil, torent ze boven de nabloeiende grashalmen uit. Voorzichtig zet ik een voet op het natte hout. Even voelen, ja het gaat. Mijn andere voet voegt zich bij de andere, ook op het bruggetje. Langzaam, voetje voor voetje, beweeg ik me richting de top van het bruggetje. tot mijn verbazing gaat het redelijk soepel. Bovenop geniet ik van een prachtig uitzicht, schapen, paarden en koeien grazen broederlijke n zusterlijk naast elkaar.

Ik moet verder maar naar beneden is een ander verhaal. Mijn gewicht heb ik dan tegen. Als ik ga, dan ga ik ook goed. Hoewel ik geen zin heb in het verpesten van deze prachtige ochtend met negatieve gedachten over vallen en weer moeten opstaan, zie ik ook niet bepaald uit naar een verstuikte enkel of kapotte knie.

Het lot is mij goed gezind. De brug geeft me een zorgeloze overtocht. Blessurevrij en tevreden wandel ik verder, vooruit gedragen door een zachte warme nazomerwind, die mijn nekharen plaagt en mijn ziel verwarmt.

zaterdag 4 september 2010

Schrijfveer: De bewaarschool

Na een paar ochtenden oefenen was het dan eindelijk zover: Marie, mijn jongste mocht ook naar de kleuterschool. Om vijf uur ’s ochtends stond ze al naast mijn bed te springen, om half zes sprong ik vrolijk met haar mee. Eindelijk vrije tijd. Wat zou ik gaan doen? Wat achterstallige dingen in huis? Nee. De stad in? Nee. De velden in? Ja, dat was een goed idee. Ik zou urenlang door het ‘Bossche broek’ gaan lopen en niet eindigen bij de speeltuin aan de Zuiderplas, maar op een terras in de stad met een grote kop koffie en een Bossche bol, de échte, van Jan. Ik kreeg er steeds meer zin in.

Om acht uur stond Marie startklaar voor de nieuwe fase in haar jonge leventje. Het rugzakje gevuld met een appel en een beker melk, twee staartjes in haar haar, een brede lach en een blik in haar ogen die zei: “Ik kan vanaf nu de hele wereld aan.” Huppelend liepen we naar school, waar ze zelfs bijna vergat om mij een afscheidszoen te geven. Juf liep even mee naar buiten.

“Je hoeft je niet te schamen, hoor.”Stomverbaasd keek ik haar aan.
“Het is heel normaal dat je een paar traantjes laat, wanneer de jongste naar school gaat. Je valt toch in een gat, hè?” Ik durfde haar niet te vertellen dat ik nog geen moment aan huilen gedacht had, misschien van vreugde, maar dat leek me ook weer wat overdreven. Voorzichtig maakte ik haar duidelijk dat ze mijn tranen wel kon vergeten. Mompelend liep ze terug naar de klas. Ik dacht nog net ‘die moeders van tegenwoordig’ te verstaan.

vrijdag 3 september 2010

Schenkvreugde

Nu te bestellen
voor slechts zeven euro zes
vreugde in een fles



(c) Papagoose, schrijfveer "Schenk vreugde", 030-09-2010

donderdag 2 september 2010

Aandacht

Ik ga fluisteren
als jullie niet luisteren
een schreeuw om aandacht



(c) Papagoose, schrijfveer "Aandacht", 02-09-2010