donderdag 23 februari 2012

Prikken

‘Dan moet u wel tussen half acht en negen hier zijn anders hebben we geen tijd om uw gegevens te noteren.’

De stem aan de andere kant van de telefoon klinkt naar een vroegtijdig beëindigde cursus patientvriendelijkheid. Dat stelt me niet gerust. Ik ga namelijk bloed laten prikken. Omdat mevrouw Pasquali en ik de winter buiten ons basiskamp doorbrengen moet dat op onbekende grond gebeuren.


Thuis is er het bekende huisartsenlaboratorium met een nummertjesautomaat, een wachtkamer waar veel te zien is en forse doortastende prikdames die zonder veel omhaal een ader zoeken en de naald plaatsen. Hier moet ik dat maar afwachten.

Als zelfbenoemd hypochonder vond ik het alweer veel te lang geleden dat piskijkers en bloedvorsers een blik op mijn interne secretie hadden geworpen. Welke sluipschutters hadden zich intussen op de daken van mijn ingewanden verschanst. Je weet het niet.


Al een half jaar lag het aankruisformulier onaangeroerd ergens onder een stapeltje rekeningen.

Maar na enkele lichte pijnscheuten ter hoogte van mijn lurven, die naar mijn eigen diagnose beslist het einde aankondigen, maar volgens mevrouw P. ook het gevolg kunnen zijn van een al te overvloedig besprenkelde maaltijd, besluit ik manmoedig mijn prikangst het hoofd te bieden.

Bang ,dat geldt trouwens voor het hele scala aan medische handelingen.

Wordt er op TV een schedel geopend, iets uit een buik gefrommeld of ergens intraveneus geïnjecteerd, dan gaan bij mij de luiken dicht. Pas bij het verlossende; ’Doe je ogen maar weer open, ze zijn klaar’, uitgesproken door een fervent liefhebster van reportages vanuit de spoedeisende hulp, vroeger begeleid door het niets aan de hand timbre van Pia Dijkstra, adem ik weer uit.

De ernst van de situatie dringt nog harder tot me door als ik om half elf de koelkast open voor een wit wijntje. Nee hè, er stond nuchter. Het wordt nog erger dan ik dacht.


Gelukkig heb ik met een vooruitziende blik het potje voor de ochtendurine zo neergezet dat ik er haast over struikel. Het is me al een keer overkomen dat ik zittend op het toilet de laatste druppels slaapdronken afschudde zonder erbij stil te staan dat er ook nog iets gevuld moest worden met een tastbaar bewijs vanuit mijn binnenste. Ook werd mij bij een andere gelegenheid ingepeperd dat ik daartoe nooit meer een omgespoeld Conimex kruidenpotje mocht vullen. Niet alleen lekte het door de strooigaatjes maar tevens bleek de analyse onbruikbaar omdat er in de randjes zoveel Boemboe Saté was achtergebleven dat een laborant tijdens het uitgieten ervan informeerde waarom de chinees op de hoek al zo vroeg open was.


Op de grens van de afgesproken tijd vervoeg ik me in het moderne gezondheidscentrum bij

de bloedafname die gevestigd blijkt in een ruimte ter grootte van een bezemkast. Ik stel me voor en benadruk nogmaals de bijzondere omstandigheden van mijn bezoek, waarna ik mijn potje overhandig met de raad niet te schudden vanwege de kans op explosies.

Een vaste grap waarmee ik met een glimlach mijn gêne rond de delicate inhoud probeer te verbergen.

De behandelende prikmevrouw kijkt me aan met de stalen blik van een hoofdzuster die, geen tegenspraak duldend, aan het eind van de dag met een kordaat ‘welterusten allemaal’ op zaal de lichten uit kwam doen.

Niet ontvankelijk voor mijn natuurlijke charme, draait ze op een afstand kleiner dan een armlengte haar rug naar me toe om nieuwe papieren in te vullen.

Ik probeer niet te kijken maar zit onafwendbaar oog in oog met een degelijke damesslip die zich onder de witte verpleegbroek in alle details aftekent. Scènes uit het dagboek van Bridges Jones met Hugh Grant waarin hij bij het zien van een soortgelijk exemplaar uitroept; ‘Dady ’s home’, komen me voor de geest en..


‘Bent u nuchter’ , klinkt het snerpend.

‘Wat heet, mevrouw’, probeer ik nog eens, zonder respons.

Als alle formaliteiten vervuld zijn, mag ik mijn arm ontbloten.

‘Ik kijk niet hoor, als u het niet erg vindt’, piep ik terwijl ik mijn blik op de muurtegels focus.

Het duurt even voor ze een geschikte ader gevonden heeft, maar dan gaat de naald er ook met volle overtuiging in.

‘Houd ik nog wat over’, ik kan het niet laten.

'Rustig blijven zitten', het is zo klaar, klinkt het.

Wat heeft ze nu al genoeg van me.

Als het ergste achter de rug is , het pleistertje geplakt en mijn jas aangetrokken,

deel ik opgelucht mee, dat ik zelf vind dat ik heel flink was.

Even boren haar kraaloogjes zich in mijn richting.

‘Bij de balie mag u uit de grote pot een dropje pakken’..


Uitslag eind van de week.


8 opmerkingen:

  1. Ik ben nog maar bij de conimex en zie door de tranen de tekst niet meer. Morgen verder.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Geweldig. Ik zit hier te gieren.
    Sterkte.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Nu maar hopen dat de gezonde buitenlucht en bijbehorende wandelingen hun vruchten hebben afgeworpen en alle uitslagen binnen de norm liggen.
    Je heb toch wel twee dropjes gepakt.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Mijnheer P., wat een heerlijk stukkie. Ik heb gewoon zitten snikken op mijn assistentenstoel. Die conimexflesjes... hilarisch. #herkenbaar.

    Zojuist weer zo'n plasje aangepakt. Onbetaalbaar, dit stukkie gaat er niet meer uit ;-) En de droppot gaan we hier ook maar invoeren.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. tx voor de reacties, leuk dat de stukjes waar ik zelf tijdens het schrijven om moest lachen er ook door jullie worden uitgepikt..!

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Lekker ouderwets gelachen... Niveau pizza bakken met peper of campertje huren. Top!

    BeantwoordenVerwijderen
  7. volgend oud en nieuw toch maar es 'biepraoten';kostelijk verhaal en het formulier ligt hier ook vaak te wachten tot .... de nuchtere ochtend.

    BeantwoordenVerwijderen