donderdag 25 november 2010

Losgaan

Onrust giert door mijn lijf. Het is donderdag, hardloopdag. Het schema hangt op een prominente plaats, op de deur van de koelkast. Opdat wij niet zullen vergeten.

Eigenlijk word ik een beetje vervelend van schema’s. Het betekent namelijk dat ik in een hokje moet en daar pas ik niet in. Geen verplichte rondjes, geen vastgestelde paden en geen klok. Geen tijd, jaja, daar heb ik in het dagelijkse leven al genoeg van. Met mijn koninklijke oranje hardlopigheden aan de voeten wil ik het asfalt betreden, de confrontatie aangaan. Ik haat het, wanneer ik net in het ritme ben gekomen en mijn klokje ijzig piept dat ik toch vooral moet stoppen.

Met een schuin oog kijk ik naar de koelkastdeur met het schema. Het vermeldt tien minuten hardlopen, vijf minuten wandelen en dan nog eens tien minuten rennen. Over timemanagement gesproken.

Vooruit, ik strik de veters vast en ik ga naar buiten. Het is prachtig weer, nog wel, want voor vanmiddag en vanavond hebben ze sneeuw beloofd. Bij mijn Mp3-speler zit de moed er ook in, zij start spontaan op mijn favoriete muziekje en voorzichtig draaf ik de straat uit. Richting de dijk, waar ik regelmatig met de honden loop.

Het gaat lekker, de lucht is droog, voor een loper ideale omstandigheden. Voor ik het in de gaten heb, loop ik langs de uitgestrekte velden van het Twiske, bij mij in de achtertuin gelegen. Even rekken en strekken bij het bankje en hup, daar ga ik weer. Mijn benen lijken wel van elastiek gemaakt en mijn longen ook. Dit voelt vorstelijk, dit is nu precies waar ik het voor doe, waarvoor lopen bedoeld is. Lijf, hoofd en leden in gezamenlijk tempo op het asfalt, verstand op nul en los van de wereld.

Verderop doemt de molen op en de typische geur van geiten walmt me tegemoet. Even tempo maken, van deze grazende geiten word ik misselijk en dat kan ik nu even niet hebben. Een bochtje naar rechts en ik loop in licht tempo met de weg mee naar beneden, wind in de rug. Ik vergroot mijn passen een beetje, zoals ik ooit in de atletiekklas heb geleerd. Het voelt als een officiele Ethiopische snelheid.

Ik passeer wat sprietige overblijfselen, restanten van wat deze zomer grashalmen zijn geweest. Het groen is overgegaan in bruin, met nog een restje goud. Rustig dribbel ik het houten bruggetje over, in deze tijd kan het al aardig glad zijn. En een eventueel nieuwe blessure wil ik niet.

Rechts doemt plotseling het graspaadje op, nou ja gras, het is meer modder. Ook hier doe ik het rustig aan. De grasresten, in combinatie met de modder, geven me een goede enkeltraining doordat ik gedwongen wordt om mijn voet op verschillende manieren neer te zetten. Weer dringt er een geitengeur mijn neus binnen, dat betekent dat ik mijn rondje om de molen bijna voltooid heb. Eens kijken, zometeen bij de witte brug terug maar even stoppen. Wil ik dat wel? Voorzichtig check ik mijn horloge, dat ik in een onmogelijke positie om mijn pols heb gedraaid, tegen het tussentijds spieken. Tot mijn verbazing zie ik dat mijn chronologisch loopverhaal op twintig minuten staat.

Aangemoedigd door het gevoel dat ik niet te stoppen ben, besluit ik door te lopen tot ik niet meer kan, of totdat ik thuis ben. Met lichte tred vlieg ik over het asfalt. Ik ga mijn grens van dertig minuten halen vandaag. Het moet, want ik wil het. Er steekt er een licht windje op die zich lekker in mijn rug nestelt. Vrolijk draaf ik verder over het fietspad, dwars door een grote regenplas die ik op de heenweg heb weten te ontwijken. Bijna plas ik van schrik in mijn broek van de kou, die zich in één klap tussen mijn tenen voegt.

Ik verlaat het Twiske en draai de dijk weer op, terug naar huis. Bij de bushalte, vlakbij huis, check ik opnieuw mijn horloge. Mijn hart juicht en zingt een liedje, samen met mijn longen. De grens van dertig is niet alleen bereikt, is zelfs glansrijk overtroffen. Met ruim zes minuten.

2 opmerkingen: