vrijdag 5 november 2010

Romeo

Het regende uitbundig. Al meer dan een week. En nu hadden we lekkage. In de wintertuin.
Het woord wintertuin is verzonnen door een complot van architecten en makelaars die op een positieve manier willen verzwijgen dat ons appartement geen balkon heeft.
Die wintertuin heeft gras noch aarde, maar is een extra stukje huis waarvan de ramen helemaal kunnen worden opengeschoven. Zodat je in de zomer overdekt in de buitenlucht kunt zitten.
Wij hebben het nog nooit gedaan, dat openschuiven. Dus daar kon de lekkage niet aan liggen.

Ik belde de beheerder en die weer de aannemer en op een middag stond Romeo voor de deur.
Bijna 2 meter spieren in een smoezelig en veel te krap bedrijfs T-shirt en beide armen bedekt met interessante tatoeages.
Even had ik de aanvechting de deur weer dicht te doen, maar ik was bang dat Romeo zich vervolgens met geweld toegang tot onze woning zou verschaffen.
Bovendien stond hij al binnen. Ik ging hem voor door de gang. In de huiskamer stak hij zijn enorme hand uit naar mijn vrouw waarbij hij haar naar mijn zin net iets te lang doordringend aankeek.
Ik slikte en wees hem het reepje raam waar de druppels hingen.
Dat moest een fluitje worden, zei hij krachtdadig. En een bakkie pleur zou er ook wel ingaan en of wij soms uit Den Haag kwamen, dat kon hij horen. Zelf kwam hij uit Rotterdam maar woonde al jaren in het noorden.

'En geen Háágs bakkie', riep hij quasi dreigend naar de keuken. Trillend vulde ik zijn kop tot aan de rand.
Om de tijd die het nuttigen van zijn koffie zou kosten zo veilig mogelijk in te vullen, zei ik:
'Dat is me wat hè, met Feyenoord'.
Een grotere fout had ik niet kunnen maken. Romeo was inmiddels eind 40 maar nog steeds F-Side Hooligan. Een lief vrouwtje had hij nu, maar hij ging zoveel mogelijk met de jongens naar alle thuiswedstrijden.
Hij sliep nauwelijks van alle recente ellende en die 10-0 nederlaag. Plotseling trok hij zijn shirt omhoog en ontblootte trots zijn indrukwekkende torso met daarop Germaanse runen en het clublogo.
'Goh en wat betekent dat kruis', wees ik belangstellend.
Onwillekeurig ging ik tussen hem en mevrouw Pasquali staan, zodat haar het zicht ontnomen werd.
Over Ajax Amsterdam had hij het alleen in termen van 020. De bijbehorende aardrijkskundige benaming kreeg hij nog steeds niet over zijn lippen.
Beverwijk kende hij wel, daar was hij bij geweest.
In geuren en kleuren vertelde hij hoe die arme Ajax man in de veldslag tussen de twee groepen was afgeslacht.
Zelf had hij daar part nog deel aan gehad. Maar zijn klauwhamer had onder collega's de naam van de vermoorde Amsterdammer gekregen.

Toen was de koffie op en er kwam geen tweede kopje. Bij het afscheid belooft hij er snel werk van te maken.
Enkele dagen later verschijnt Romeo aan de buitenkant van het gebouw in het bakje van een hijskraan.
Er wordt met de kitspuit ergens een randje dicht gespoten.
'Het is gepiept', brult hij naar me als het bakje weer daalt.
Jolig steek ik - als destijds Nina Brink - twee duimen omhoog en lach hem vertrouwenwekkend toe.

2 opmerkingen: