maandag 21 maart 2011

Een monument oprichten

Zoals er een graf voor de onbekende soldaat is, zo zou er ook een monument voor de onbekende werknemer moeten zijn. De onbekende werknemer leidt een onopvallend bestaan, maar is onmisbaar in het economisch proces. Onbekende werknemers houden fabrieken, kantoren en overheidsdiensten draaiend. Zij genereren inkomens voor de huishoudens waarvan zij deel uitmaken, zodat de leden daarvan te eten hebben, onderwijs kunnen volgen en tegen ziektekosten verzekerd zijn. Bovendien zijn zij belangrijk als afnemer van de goederen en diensten die zij zelf helpen produceren: zonder hen zou het onmogelijk zijn op grote schaal bankstellen, woekerpolissen en voordelige aanbiedingen af te zetten. Mijn vader was zo'n onbekende werknemer.

Na de lagere school ging hij werken als jongste bediende bij een bedrijf dat tegelvloeren produceerde. Iedere ochtend moest hij om zes uur beginnen, maakte lange dagen, werd slecht behandeld en aan het eind van de week stond hij het geld dat hij verdiend had af aan zijn moeder die er de rest van het gezin met zeven kinderen en een werkloze kostwinner van onderhield. Daarna werkte hij bij een banketbakker waar het hele jaar alle koekkruimels werden opgespaard om ze in november tot speculaas te verwerken. Hij heeft de rest van zijn leven nooit meer speculaas gegeten en had dat aan zijn vrouw en kinderen het liefst verboden, maar die luisterden niet. Aan het begin van de oorlog trad hij in dienst als telegrambesteller bij de PTT, waar hij tot aan zijn VUT begin jaren tachtig zou blijven werken, alleen onderbroken door gedwongen tewerkstelling in Duitsland tijdens die oorlogsjaren.

Na de oorlog trouwde hij mijn moeder, stichtte een gezin, haalde het diploma avondmulo en werkte zichzelf op tot loketbeambte. Hij deed nog verwoede pogingen speciale vakexamens voor het PTT-bedrijf met goed gevolg af te leggen, maar slaagde daar slechts ten dele in. Toen ik op de middelbare school zat, legde hij mij uit op welke hoge posities bij de PTT ik later met mijn diploma terecht zou kunnen komen. Na veertig dienstjaren maakte hij gebruik van de mogelijkheid om met VUT te gaan. Ik heb hem nooit anders dan met tegenzin naar zijn werk zien gaan. Iedere ochtend kwam hij zó laat uit bed, dat normaal ontbijten en vertrekken al niet meer tot de mogelijkheden behoorde. De boterhammen die voor hem klaar stonden spoelde hij met slokken thee naar binnen. Als zijn dienst om 8.15 uur begon, sprong hij om 8.12 op zijn rijwiel en begon aan de hopeloze opdracht om half Gouda in drie minuten per fiets te doorkruisen. Tussen de middag kwam hij thuis warm eten en zag dan nog kans vóór hij weer vertrok een minuut of tien slapend op de bank door te brengen. De avonden besteedde hij aan bezigheden voor de kerk, het lezen van kranten en het voeren van een buitengewoon uitgebreide financiële gezinsadministratie.

In het jaar voor hij met VUT ging, had hij al ernstige gezondheidsklachten, die nooit meer helemaal verdwenen en die uiteindelijk zich ontwikkelden tot een vorm van beginnende dementie. Ongeveer tien jaar nadat hij met werken was gestopt openbaarde zich bij hem een ongeneeslijke vorm van leukemie. Toen hij de diagnose vernam reageerde hij met de woorden: ''Heb ik daar altijd zo hard voor gewerkt?'' Opeens besefte hij hoe hij door het leven in de maling was genomen en probeerde zowaar nog te redden wat er te redden viel. Hij begon zich te onttrekken aan alle dorre verplichtingen die hij zichzelf altijd had opgelegd en nam geanimeerd deel aan het gesprek als één van zijn kinderen op bezoek kwam, in plaats van zich, zoals voorheen, te verdiepen in zijn krant. Eten en drinken liet hij zich in ruime mate goed smaken, zelfs zo goed dat enkele nachten voor zijn 74e verjaardag een beroerte en hersenbloeding een einde aan zijn leven maakten. Zonder zijn met grote tegenzin verrichte inspanningen had ik niet gevoed en gekleed kunnen worden, niet naar de middelbare school kunnen gaan en niet mijzelf kunnen ontwikkelen tot iemand die afstand neemt van zijn eigen milieu. Zonder onbekende werknemers is menselijke vooruitgang onmogelijk en is de samenleving gedoemd te mislukken. Op zijn sterfbed heb ik mijn vader bedankt voor alles, ook al was er van zijn kant geen sprake meer van wat wij bewustzijn noemen. Alle onbekende werknemers verdienen een monument, omdat zij, vaak onder moeilijke omstandigheden en met grote tegenzin, gedaan hebben wat zij als hun onontkoombare plicht zagen, ook al zouden zij waarschijnlijk net als de onbekende soldaat, het liefst gewoon gedeserteerd zijn.

9 opmerkingen:

  1. Heel erg bedankt voor dit portret. Ik vind het prachtig en roerend, en mooi verwoord.
    Veel herkenning. Die tomeloze energie, en dat tegelijk met zoveel tegenzin; het onttrekken aan dorre verplichtingen.
    Ik heb me voorgenomen om mijn vader ook te bedanken.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ontroerend, triest en bewonderenswaardig. Je hebt hier al een eerste monument opgericht.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Een monumentaal en ontroerend verhaal Adriaan.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Ik ben onder de indruk en ben het eens met het oprichten van het monument ( dat jij hier al gestalte gaf.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Prachtig Aad, mag ik er een bloemetje voor mijn moeder leggen. Mijn vader deed namelijk wat je in je laatste regel schrijft.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Ja, Ferrara, doe dat. Mijn vader's vader deed hetzelfde. Hij vertelde thuis dat hij ontslagen was, terwijl hij zelf ontslag had genomen. Maar ik wil niet oordelen over deserteurs.

    Iedereen bedankt voor de reacties. Altijd weer verrassend, als het ook anderen blijkt te raken.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Adriaan, je verwoord precies het hart van de economie waarvoor de huidige student (sorry voor de generalisering) zijn neus voor optrekt.
    Soms moet er namelijk gewoon gewerkt worden. Of het werk nu leuk is of niet, gegeten moet er toch. En soms gaat dat ten koste van een (figuurlijk) mensenleven. Dat van de onbekende werknemer.
    Chapeau....ontroerend dit!

    BeantwoordenVerwijderen
  8. Kippenvel en ja heel herkenbaar! Ik was altijd zo boos over het feit dat het zweet van mijn vader veel minder waard was dan het zweet van een hoger geschoolde en mijn vader heeft wat af gezweet. Stookte ovens 1200 graden heet om ijzer te laten smelten.

    BeantwoordenVerwijderen