woensdag 9 maart 2011

Peukje

De caissière vraagt of ik het blokje met ‘deze kassa gaat sluiten’ achter mijn boodschappen wil leggen. Ze wrijft vermoeid in haar ogen.
'Pauze?' , vraag ik.
'Lekker even', verzucht ze.
'En een peukje zeker', zeg ik opgewekt.
Ik zie het personeel van deze winkel op mooie dagen wel vaker bij de magazijningang achter de winkel staan roken. Meestal nemen ze haastige trekken, inhaleren diep en kijken onrustig om zich heen. Uit de winkelrol gestapt heeft hun dienstbaarheid plaatsgemaakt voor een licht soort vijandigheid die ervoor zorgt dat ik bij het passeren mijn ogen afwend. Het is als bij de nazit in de schouwburg waar je de zojuist nog uitbundig bejubelde cabaretier mismoedig over de bar van de foyer ziet hangen.
'Nee, ik ben gestopt', zegt ze. 'Ik was al eerder gestopt maar ik was weer begonnen toen ik er ineens alleen voor stond.'
Ik voel op hetzelfde moment hoe de sfeer zich verdicht.
Van een kort praatje in de nonchalante klant/kassa verhouding zijn we met een paar woorden in de grotten van het persoonlijk gesprek afgedaald.
Ik heb mijn boodschappen al in mijn tas gepropt, maar met een luchtige groet de winkel verlaten is niet meer aan de orde.
'Geen huis meer', vervolgt ze, ‘én geen geld en dan..'
'Maar wel een pakje shag', probeer ik onhandig.
Ze kijkt even op en glimlacht flauw.
'Maar weer gestopt, dus?'
'Ja, omdat mijn nieuwe vriend ook niet rookt, maar het viel me niet mee.'
Ze pakt met een routineus gebaar de ijzeren geldla uit de kassa, toetst wat combinaties in en zegt:
'Nu heb ik al sinds mei vorig jaar gewerkt, zonder vakantie.
'Dus binnenkort lekker een weekje eruit?'
Met elke opbeurende opmerking probeer ik mijn vertrek uit de winkel te verdienen.
Ze schuift haar stoel naar achteren.
'Als dat zou kunnen, sombert ze, maar we hebben nog veel te veel af te lossen.'
'Nou ja, maar het wordt wél lente', wijs ik naar buiten waar de zon in de ramen schettert.
'Dat is in ieder geval wát, toch?'
Dit moet genoeg zijn denk ik en draai mijn winkelwagentje in de richting van de uitgang.
Ze kijkt me aan met nauwelijks verholen minachting voor mijn oppervlakkig optimisme.
'Tja', zegt ze.. nog een fijne dag.' Het klinkt naar kille motregen op een grauwe namiddag.
Dan loopt ze tegen de stroom klanten in naar een deur ergens achter bij de vleeswaren.
Waarom moet ik toch altijd de leukste klant uithangen, waarom houd ik niet gewoon mijn mond in winkels.

6 opmerkingen:

  1. Trek het je niet aan. Ze had gewoon één klant eerder moeten sluiten.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wat een beeldend verhaal. Is het niet "afwend"?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ja hoor, gisteren geschied(t),vandaag afwend(t)..
    Het gaat weer veel te makkelijk allemaal..

    Dank hoor!

    Pasq.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Pasquali, die laatste zin, niet doen hoor, dat levert nou net van die lekkere verhalen op. Daar kunnen wij niet meer zonder. Beter dan roken!!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Juist wel doen dat groeten. En erover schrijven. Veel ;))

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Dat bedoelde ik ook vooral je mond niet houden.

    BeantwoordenVerwijderen