woensdag 11 mei 2011

Een meetlint

Haar naaidoos bestond uit drie etages. Als je het bovenste gedeelte schuin omhoog bewoog, trok je vanzelf het middenstuk mee en ontvouwde zich een soort trappetje. Daarna wilde de doos nooit meer sluiten, want overal staken plotseling klosjes garen en kaartjes wol omhoog die uit hun benarde positie in de overvolle ruimte waren losgeschoten zodat je je afvroeg hoe ze de doos de vorige keer in hemelsnaam had dichtgekregen.
Het was niet zomaar een doos: hij was van haar moeder geweest, die uit een goede familie kwam. Een houten, zwartgelakte naaidoos met dunne, kleurige bloemfiguren erop gepenseeld. Misschien kwam hij wel uit China of Japan, ze wist het niet. Hij moest zeker honderd jaar oud zijn en ze had verder nooit bij iemand zo'n naaidoos gezien.
Ze rommelde tussen kaarten met elastiek, speldenkussens en ritsen. Alles kon ooit weer een keer van pas komen, maar in de loop der jaren was de doos wel heel erg vol geworden. Eigenlijk was het een doos vol herinneringen, mijmerde ze: de kinderen en kleinkinderen waren de kledingstukken allang weer vergeten en ontgroeid waaraan zij moest denken nu ze die ene knoop weer zag, of die ene felle kleur garen en dat gekke ritsje.
Ze pakte de centimeter, even gerimpeld en gebarsten als zijzelf. Het ijzertje dat op het laatste vakje moest zitten was al jaren weg. Ze rolde het ding uit. Honderd centimeter. Stel je voor dat ieder vakje een jaar van je leven was. Op vakje 18 had ze Henk ontmoet en op vakje 24 waren ze getrouwd. Op vakje 25, 27, 31 en 32 waren de kinderen geboren. Vakje 28 was een miskraam. Op vakje 29 was haar moeder na een jarenlang ziekbed gestorven. Op vakje 43 ging het eerste en op vakje 51 het laatste kind het huis uit. Vakje 50 niet vergeten: het eerste kleinkind. Bij ieder vakje waren wel tien verhalen te vertellen, maar aan wie? Vakje 64 was toen Henk met werken was gestopt. Vakje 74 was hij gestorven. Dus was ze nu al weer 12 vakjes alleen.
Ze zou gaan naaien, maar nu wist ze opeens niet meer wat of voor wie. Henk was er niet meer en de kleinkinderen zag ze eigenlijk nooit. De maat is vol, dacht ze opeens, maar hoe kwam ze daarbij? Kon je de zin van iemands leven meten en vanaf welk getal zou het dan goed genoeg zijn? Ze was nu 86, dacht ze, of klopte dat toch niet? Misschien zou ze het weer weten als ze het vakje kon vinden. Haar ogen tuurden naar de centimeter terwijl ze die met de rechterhand tussen haar linker duim en wijsvinger doortrok.
Zo vond het kind van vakje 25 haar de volgende dag: het hoofd op de opengeklapte naaidoos, de centimeter in haar linkerhand, de duim bij vakje 86. Ook toevallig, precies haar leeftijd, zeiden de kinderen tegen elkaar.

2 opmerkingen:

  1. tja, Hendriks. (k wou net gaan naaien).
    ik vraag me maar niet af of het zo echt gebeurd is, de zaken lopen een tijd en dan lopen ze af...

    BeantwoordenVerwijderen
  2. ik had hier echt op gereageerd maar de reactie is foetsie.

    BeantwoordenVerwijderen