dinsdag 21 december 2010

Engeloorlog

Mijn voeten zakken diep weg in de sneeuw, wanneer ik met de kinderen ons huis verlaat. Dertig centimeter hebben ze voorspeld en, al ben ik niet zo’n goede schatter: Ik denk dat het wel klopt. De randen van de stoepen zijn nauwelijks zichtbaar, waardoor zich al snel twee witte rondjes ter hoogte van mijn billen aftekenen op mijn jas. Bij mijn volgende val ga ik liggen en maak een gebroken sneeuwengel, half op straat, half op de stoep. De kinderen volgen mijn voorbeeld en al snel lijkt de parkeerplaats op de hemel.

Met slepende passen maken we een spoor richting het park. Het is al donker, maar de beige-oranje lucht geeft een tussensfeer. Alsof het donker is, maar toch niet. Of het schemert, maar toch niet. Ik probeer de kinderen uit te dagen tot het benoemen van de kleur boven ons, maar verder dan goorranje komen we niet.

Aan het einde van de straat doemen de eerste bomen op. Ze lijken geen last te hebben van hun zware versiering. Stoer staan ze overeind en lijken hun winterdracht vol trots aan de wereld te showen. Bram kan zich niet meer beheersen en zijn eerste sneeuwbal raakt mij vol in het gezicht. Koud en zacht. Al snel vliegen de ballen over en weer, tegelijkertijd met ‘oh-ik-pak-jou-terug’s’ en ‘wacht maar’s’! Mijn broek is al snel doorweekt en ik voel de huid eronder gloeien.

Het duurt niet lang voor we gezelschap krijgen. Eerst twee blije honden, die al het kabaal geweldig vinden en proberen om elke bal terug te halen en, wanneer dat niet lukt, van de koude gezichten af te likken. Lachend kijkt het baasje toe. Tot hij geraakt wordt en fanatiek zijn eerste sneeuwbal begint te kneden. Raak! Al snel worden meer mensen door bekogeling bij het gevecht betrokken. Er wordt geschuild achter bomen en hekjes. Stategieën worden uitgedacht-en gevoerd onder het roepen van oorlogskreten.

Alsof het afgesproken is roept iemand plots ‘Engel’! Iedereen gaat als één liggen en maakt een engel op het slagveld, als om te bewijzen dat de bedoelingen in dit gevecht goed zijn. Zonder woorden gaat iedereen weer zijn eigen weg.

Doorweekt komen we aan bij de kuil, waar de kinderen willen gaan sleeën. Met enorme snelheid vliegen ze van de helling op hun zelfgemaakte sleeën van oud zeil. Staand, zittend, liggend, de gekste capriolen halen ze uit. Rillend van de kou lopen we uiteindelijk weer huiswaarts met de geur van warme chocolademelk al in onze neuzen. Armen hangen zwaar langs onze lichamen, onze voetstappen tonen slechts lange strepen.

De sneeuw glinstert sprookjesachtig in het schijnsel van de straatlantaarns, wanneer we de weg willen oversteken. Ik voel een doffe klap tegen mijn hoofd en kijk naar de kinderen. Zij waren het niet. Ik kijk om en hoor een ingehouden lach achter een boom.

“Jongens, we zijn nog niet klaar.” Ik buk, pak een stevige hand sneeuw en ren terug met Bram en Marie in mijn kielzog, een vlaag van sneeuwballen afwerend.
“Ze hebben ons opgewacht, de etters”, roep ik.

Pas als we weer thuis zijn vraag ik me af wie deze mensen eigenlijk waren.

6 opmerkingen:

  1. Alleen van het lezen word ik al gelukkig.
    Goed verhaal. Heerlijk sfeertje.

    Ferrara

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Engelen dus! Prachtig kerstverhaal Arta met een heel mooie titel.



    antliecr

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Mooi kerstsprookje! En goranje vind ik #woordvandedag.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Een prachtig verhaal vol mooie beelden, ik zie jullie door de sneeuw banjeren in het fletse avondlicht..drie kinderen in de sneeuw..

    Pasq.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Beeldend verhaal met een mooie ondertoon, namelijk de boodschap dat wij mensen, zonder dat we elkaar kennen, de grootste lol met elkaar kunnen beleven ;-)
    Vesesse ;-)

    BeantwoordenVerwijderen